Stanislas HORVAT
RESUME - L’extension de la juridiction d’un Etat sur le territoire d’un autre Etat sous son contrôle effectif. L’arrêt Al-Skeini de la Cour Suprême d’Angleterre et de Galles
Dans l’affaire Al-Skeini et consorts, la cour avait à connaître des plaintes de parents
de six citoyens irakiens décédés, par le fait de militaires britanniques, dans les
provinces d’Irak occupées par le Royaume Uni. Cinq des six avaient été tués par
balles lors d’incidents armés impliquant des militaires britanniques, le dernier civil
était mort dans une prison militaire gardée par des militaires anglais. Les plaignants
demandaient la révision judiciaire, se basant sur l’article 2 et (dans le cas du sixième
plaignant aussi) l’article 3 de la Convention européenne des Droits de l’Homme.
La cour devait uniquement se prononcer sur deux questions préliminaires : si les
décès se sont produits sous la juridiction du Royaume Uni, de sorte à ressortir de
l’application de la C.E.D.H. (et de la Human Rights Act de 1998), et, dans l’affirmative,
s’il y a eu une atteinte aux dispositions des articles 2 et 3 de la Convention se
rapportant à l’obligation de mener une enquête sérieuse concernant ces décès.
La cour constate tout d’abord que la juridiction d’un Etat partie à la Convention est
essentiellement territoriale aux termes de l’article 1er de la Convention («Les Hautes
Parties contractantes assureront les droits et libertés définies dans la première Section
de cette Convention à toute personne sous leur juridiction») ; que pareille juridiction
est étendue par exception aux postes à l’étranger de cet Etat, tels que les
ambassades et les consulats ; que cette exception peut s’appliquer à une prison
mise en fonction par un Etat partie sur le territoire d’un autre Etat avec le consentement
de ce dernier; mais qu’elle ne s’applique pas à l’ensemble du territoire d’un autre
Etat qui n’est pas lui-même partie à la Convention, même si ce territoire est sous le
contrôle effectif du premier Etat ; et que par conséquent, seul le cas du citoyen
décédé dans une prison britannique en Irak ressortait de la juridiction du Royaume
Uni et ressort donc de la Convention. Il s’en suit, selon la cour, que les demandes des
cinq premiers plaignants doivent être rejetées.
Toujours selon la cour, un raisonnement analogue, sur base de la loi sur les Droits de
l’Homme de 1998, menait à la même conclusion, à savoir que la prison en Iraq dans
laquelle s’est produit le décès du sixième citoyen irakien, ressortait de la juridiction
du Royaume Uni.
Finalement la cour, prenant en considération les faits se rapportant au décès du
sixième citoyen irakien et les circonstances entourant son décès, a jugé que l’instruction
menée quant à ce décès n’était pas conforme aux exigences procédurales imposées
par les articles 2 et 3 de la Convention.
SAMENVATTING - De uitbreiding van de jurisdictie van een Staat tot het grondgebied van een andere Staat die door hem daadwerkelijk wordt gecontroleerd.
Het arrest-Al-Skeini van het Hooggerechtshof van Engeland en Wales
In het dossier Al-Skeini en consorten moest het hof kennis nemen van de klacht van
nabestaanden van zes Irakese burgers die omgekomen waren in de Iraakse
provincies die door de Britse troepen werden bezet. Vijf van de burgers waren
doodgeschoten in afzonderlijke vuurincidenten waarin Britse troepen betrokken
waren, de zesde was overleden in een militaire gevangenis onder Brits bestuur. De
klagers vroegen een gerechtelijke herziening, stellende dat artikel 2 en (in het geval
van de zesde klager tevens) artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van
de Mens toepasselijk zijn op deze eisen.
Het hof moest enkel twee voorafgaande vragen beantwoorden : of de overlijdens
onder de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk hadden plaatsgevonden waardoor
zij binnen het toepassingsgebied van het E.V.R.M. vielen (en tevens onder de Human
Rights Act van 1998) en zo ja, of de dwingende bepalingen van de artikelen 2 en 3
van de Conventie met betrekking tot een gedegen onderzoek naar die overlijdens
waren geschonden.
Het hof stelde vooreerst dat de jurisdictie van een staat (die partij is bij het E.V.R.M.)
volgens artikel 1 van het Verdrag in essentie territoriaal is («De Hoge Verdragsluitende
Partijen zullen elkeen die onder hun jurisdictie valt de rechten en vrijheden bepaald
in Afdeling 1 van dit Verdrag verzekeren») ; dat dergelijke jurisdictie bij uitzondering
wordt uitgebreid tot de buitenlandse posten van het staatsgezag, zoals ambassades
en consulaten ; dat deze uitzondering toepasselijk kan zijn op een gevangenis die
beheerd wordt door een verdragstaat op het grondgebied van een andere staat
met de toelating van die staat ; maar dat die niet toepasselijk is op het ganse
grondgebied van die staat die zelf geen partij is bij het Verdrag, zelfs indien dat
grondgebied onder de daadwerkelijke controle staat van de eerste staat ; en dat
om die reden enkel het geval van de Irakese burger die gestorven is in een Britse
gevangenis in Irak onder de Britse jurisdictie viel en dus vinnen het toepassingsgebied
van het E.V.R.M. Bijgevolg verwierp het hof de eisen van de eerste vijf klagers.
Volgens het hof viel de gevangenis in Irak waar de zesde Irakese burger stierf ook
volgens een analoge redenering op grond van de Human Rights Act van 1998 onder
de Britse jurisdictie.
Tenslotte oordeelde het hof, op grond van de omstandigheden waarin het overlijden
plaatsvond en van de feiten met betrekking tot het bewuste overlijden, dat het
onderzoek dat gevoerd werd naar dat overlijden niet voldeed aan de procedurele
vereisten van de artikelen 2 en 3 van het E.V.R.M.
SUMMARY - The extension of jurisdiction of a State to the territory of another State in his effective control. The Al-Skeini Judgment of the England and Wales High Court of Justice
In this judgment, the court considers the claims of relatives of six Iraqi citizens who
have died in provinces of Iraq where and at a time when the United Kingdom was
recognised as an occupying power. Five of those citizens were shot in separate
armed incidents involving British troops, the sixth one died in an military prison in
British custody. The claims were for judicial review, on the basis that article 2 and (in
the case of the sixth claimant also) article 3 of the European Convention of Human
Rights applies to these claims.
The judgment was only concerned with two preliminary issues : whether the deaths
took place within the jurisdiction of the United Kingdom so as to fall within the scope
of the Convention (and the Human Rights Act 1998) and whether, if so, there has
been a breach of the requirements under articles 2 and 3 of the Convention regarding
an adequate enquiry to those deaths.
The judgment first decides that a state’s jurisdiction (in the case of a state party to the
Convention) within article 1 of the Convention («The High Contracting Parties shall
ensure to everyone within their jurisdiction the rights and freedoms defined in Section
1 of this Convention») is essentially territorial ; that exceptionally such jurisdiction
extends to outposts of the state’s authority abroad such as embassies and consulates
; that this exception can apply to a prison operated by a state party in the territory of
another state with the consent of that state ; but that it does not apply to the total
territory of another state which is not itself party to the Convention, even if that
territory is in the effective control of the first state ; and that therefore only the case of
the citizen, dead in a British prison in Iraq, was within the United Kingdom’s jurisdiction
and thus within the scope of the Convention. It follows that, in the opinion of the court,
the claims of the first five claimants must fail.
The judgment also decides that the scope of the Human Rights Act 1998 also extends
to the prison in Iraq in which the death of the sixth citizen occurred.
Finally the judgment decides, on the basis of a consideration of the facts relating to
the death of the sixth citizen and the surrounding circumstances, that the enquiries
that have taken place into his death were not adequate in terms of the implied
procedural requirements of articles 2 and 3 of the Convention.
ZUSAMMENFASSUNG - Die Erweiterung der Jurisdiktion eines Staates zum Hoheitsgebiet eines anderen, tatsächlich von ihm kontrollierten, Staates. Das Al-Skeini-Urteil des England und Wales Obersten Gerichtshofes
Im Dossier Al-Skeini und Konsorten musste der Gerichtshof von der Klage von
Hinterbliebenen von sechs Irakischen Bürgern, die in den von britischen Truppen
besetzten Provinzen ums Leben gekommen sind, Kenntnis nehmen. Fünf der Bürger
waren in einzelnen Feuergefechten mit Beteiligung von britischen Truppen erschossen,
der Sechste war in einem Militärgefängnis unter britischer Verwaltung gestorben.
Die Kläger verlangten eine Gerichtsrevision auf der Grundlage, dass Artikel 2 und (im
Fall des sechsten Klägers) Artikel 3 der Europäischen Menschenrechtskonvention
anwendbar auf diese Klage sind.
Der Gerichtshof musste lauter zwei vorhergehende Fragen beantworten: Ob die
Todesfälle sich unter Jurisdiktion des Vereinigten Königreiches ereignet haben,
wodurch sie in Anwendungsbereich des Europäischen Vertrags der Rechte des
Menschen fallen würden (und zugleich unter den Human Rights Act aus dem Jahre
1998) und wenn ja, ob die zwingende Bestimmungen der Artikel 2 und 3 der
Konvention in Bezug auf eine gründliche Untersuchung der Todesfälle verletzt seien.
Der Gerichtshof behauptete vorerst, die Jurisdiktion eines Staates (die bei der EMRK
Partei sei) laut Artikel 1 der Konvention sei im Wesentlichen territorial („Die Hohen
Vertragsparteien sichern allen ihrer Hoheitsgewalt unterstehenden Personen die in
Abschnitt 1 bestimmten Rechte und Freiheiten zu»); Derartige Jurisdiktion werde
ausnahmsweise zu Auslandsposten der Staatsgewalt, wie Botschaften und Konsulate,
erweitert; Diese Ausnahme könne auf ein von einem Vertragsstaat verwaltetes
Gefängnis auf dem Hoheitsgebiet eines anderen Staates, mit Erlaubnis dieses Staates,
anwendbar sein; Dies sei aber nicht auf das ganze Hoheitsgebiet eines Staates, die
selber keine Partei der Konvention sei, anwendbar, eben falls dieses Hoheitsgebiet
unter tatsächlicher Kontrolle des ersten Staates stände; Aus diesem Grund fiele nur
den Fall des Irakischen Bürgers, der in einem britischen Gefängnis in Irak gestorben
sei, unter britische Jurisdiktion und demnach im Verwendungsbereich der EMRK.
Infolgedessen verwarf der Gerichtshof die Strafanträge der fünf ersten Kläger.
Dem Gerichtshof entsprechend fiel das Gefängnis in Irak, wo der sechste, Irakische
Bürger starb, auch einer analogen Argumentation gemäß aufgrund des Human
Rights Act unter britische Jurisdiktion.
Schließlich urteilte der Gerichtshof, aufgrund der Verhältnisse worunter den Todesfall
stattgefunden hat und der Tatsachen im Zusammenhang mit dem bewussten Todesfall,
dass die nach diesem Todesfall geführte Untersuchung den Verfahrenserfordernissen
der Artikel 2 und 3 nicht entspricht.
RESUMEN - La extensión de la jurisdicción de un estado al territorio de otro estado bajo su control efectivo. En asunto Al-Skeini en el Tribunal Superior de Inglaterra y Gales
En el asunto Al-Skeini y otros, el Tribunal Superior británico tenía que conocer de una
demanda planteada por descendientes de seis ciudadanos iraquíes fallecidos en un
momento en el que el Reino Unido estaba reconocido como potencia ocupante en
Irak. Cinco de los seis militares habían muerto por disparos en unos incidentes
armados en los que estaban implicados unos militares británicos, el último falleciendo
en una prisión militar bajo custodia británica. Los denunciantes pedían la revisión
judicial, basándose en el artículo 2 y (también en el caso del sexto demandante) y en
el artículo 3 del Convenio Europeo de Derechos humanos.
El Tribunal solo debía pronunciarse sobre dos cuestiones preliminares: si estos
fallecimientos se produjeron bajo la jurisdicción del Reino Unido, de manera que
entren dentro del ámbito de aplicación del Convenio Europeo de Derechos humanos
(y del Human Rights Act de 1998), y, si tal es el caso, si hubó violación de los artículos
2 y 3 del Convenio que se refieren a la obligación de llevar a cabo una investigación
judicial sobre estos fallecimientos.
En primer lugar el Tribunal hace constar que la jurisdicción de un Estado Parte al
Convenio es esencialmente territorial en virtud del artículo 1 de la Convención («Las Altas
Partes Contratantes deberán asegurar a todos los individuos dentro de su jurisdicción
los derechos y libertades definidas en la primera sección de este Convenio »); que
excepcionalmente esta jurisdicción se extiende a los puestos de este Estado en el
extranjero, como las embajadas o los consulados; que se puede aplicar esta
excepción a una prisión organizada por un Estado Parte en el territorio de otro
Estado con su aprobación; sin embargo que no se aplica a todo el territorio de este
otro estado que no sea parte al Convenio, aunque este territorio esté bajo el control
efectivo del primerdicho; y consecuentemente, que sólo el caso del ciudadano
fallecido en una prisión britanica en Iraq está sometido a la jurisdiccion del Reino
Unido y por lo tanto regido por el Convenio. Este lleva al Tribunal a desestimar las
demandas de los cinco primeros denunciantes.
El Tribunal decide por los mismos fundamentos que la prisión en Iraq en la que se
produjo la muerte del sexto ciudadano iraquí, depende de la jurisdicción del Reino
Unido en base a la ley sobre los Derechos humanos de 1998
En fin, tomando en cuenta los hechos relacionados con la muerte del sexto ciudadano
iraquí y las circunstancias del fallecimiento, el Tribunal considera que las
investigaciones sobre este fallecimiento no satisfacen los requisitos del Convenio
definidos en sus artículos 2 y 3.
RIASSUNTO - Estensione della giurisdizione di uno Stato sul territorio di un altro Stato sotto il suo effettivo controllo. Sentenza Al-Skeini della Corte Suprema d’Inghilterra e del Galles.
Nel caso Al-Skein e consorti, la corte doveva decidere sulle denuncie fatte dai genitori
di sei cittadini iracheni deceduti, a causa dei militari britannici, nelle provincie di Iraq
occupate dal Regno Unito. Cinque delle sei persone erano state colpite da proiettili
durante incidenti armati che implicavano militari britannici ; l’ultimo civile era deceduto
in una prigione militare sorvegliata da militari inglesi. La parte querelante chiedeva la
revisione giudiziaria, basandosi sull’articolo 2 e (anche nel caso della sesta parte)
l’articolo 3 della Convenzione europea sui Diritti Umani.
La corte doveva soltanto pronunciarsi su due domande preliminari : se i decessi sono
avvenuti sotto la giurisdizione del Regno Unito, per poter applicare la Convenzione
europea sui Diritti Umani (e la Human Rights Act di 1998) e, in caso di risposta
affermativa, se c’è una infrazione alle disposizioni degli articoli 2 e 3 della Convenzione
relative all’obbligo di condurre un’inchiesta approfondita sui decessi.
La corte riporta in un primo tempo che la giurisdizione di uno Stato parte alla
Convenzione è essenzialmente territoriale su base dell’articolo primo della Convenzione
(«Le Parti contraenti assicureranno i diritti e le libertà definite nella prima Sezione di
questa Convenzione a tutte le persone della loro giurisdizione») ; che tale giurisdizione
è estesa, in modo eccezionale ai posti all’estero di questo Stato, come le ambasciate
e i consolati; che tale eccezione puo’ applicarsi ad una prigione messa in funzione da
uno Stato parte sul territorio di un altro Stato con il suo consenso ; ma che non si
applica all’insieme del territorio di un altro Stato che non è parte alla Convenzione,
anche se il territorio è sotto il controllo effettivo del primo Stato ; e che, pertanto, solo
il caso di un cittadino deceduto in una prigione britannica in Iraq rientra nella
giurisdizione del Regno Unito e di conseguenza della Convenzione. La corte ritiene
cosi’ che le richieste dei primi cinque querelanti devono essere respinte.
Sempre secondo la corte, un ragionamento effettuato su base della legge dei Diritti
Umani del 1998, portava alla stessa conclusione, cioè che la prigione in Iraq nella
quale era avvenuto il decesso del sesto cittadino iracheno, era coperta dalla
giurisdizione del Regno Unito.
Finalmente, prendendo in considerazione i fatti relativi al decesso del sesto cittadino
iracheno e le circostanze, la corte ha ritenuto che l’istruzione effettuata non era
conforme alle esigenze processuali imposte dagli articoli 2 e 3 della Convenzione.